Jozua stuurde een paar mannen, die snel naar de tent gingen en daar de mantel vonden, met het zilver eronder. Ze namen het allemaal mee uit de tent, brachten het naar Jozua en de Israëlieten en spreidden het voor de ark van de HEER uit op de grond. Hierna brachten Jozua en de Israëlieten Achan, de nakomeling van Zerach, naar het Achordal, samen met het zilver, de mantel en de goudstaaf, en met zijn zonen en dochters, runderen en ezels, schapen en geiten en zijn tent – kortom, met alles wat hij bezat. Jozua zei:
‘Jij hebt ons in het ongeluk gestort! Daarom zal de HEER jou vandaag in het ongeluk storten.’ Hij en al de zijnen werden door heel Israël gestenigd en verbrand. Daarna bedolven ze hen onder een grote hoop stenen. Toen bekoelde de woede van de HEER. Deze steenhoop is er tot op de dag van vandaag en deze plaats wordt het Achordal genoemd, tot op de dag van vandaag.